Op 5 december komt in veel Nederlandse gezinnen met jonge, gelovige kinderen traditiegetrouw Sinterklaas langs, met zijn helpers. De naam Sinterklaas is een verbastering van de naam van de Griekse bisschop Nicolaas van Myra, die in de 3e/4e eeuw in Lycië (Klein-Azië) leefde. De man maakte zichzelf erg populair vanwege zijn goede daden, zeker waar het arme kinderen betrof. Dit was een reden voor de Grieks-Katholieke kerk om hem in het jaar 550 heilig te verklaren. Sinds enige jaren ondervindt Sinterklaas echter geduchte concurrentie van de Kerstman, met name in de Engelssprekende landen.
De geschiedenis van het Sinterklaasfeest is vrij complex. Ik zal het hier nog eens in het kort weergeven. Tot en met de 15e eeuw was het katholieke Sinterklaasfeest een traditie in Nederland. Er waren toen nog geen Zwarte Pieten, maar kinderen konden wel al hun schoen zetten. Het verhaal ging dat Sint Nicolaas langs de huizen reed op zijn schimmel. Als er ergens een raam openstond, gooide hij gouden munten naar binnen. De munten kwamen een keer per ongeluk in een schoen terecht, en jawel, nóg een traditie was geboren.

Kerst voor oud én jong
Na de Reformatie in de 16e eeuw drukte het protestantisme katholieke tradities naar de achtergrond, ook het Sinterklaasfeest. Het systeem van cadeautjes voor arme kinderen liet zich echter niet makkelijk uitroeien. Om de cadeau-wens onder kinderen in stand te houden, werd de bisschop vervangen door het Kindeke Jezus. Eigenlijk een merkwaardige actie, want het leek een vroeg streven om Sinterklaas helemaal buitenspel te zetten. Tegelijkertijd was het een creatieve poging om het Kerstfeest onder te verdelen in een kind- en een volwassenenversie. Want één ding was zeker: met Kerstmis werd ook in die tijd de geboorte van datzelfde Kindeke Jezus gevierd. Dus wie weet waar deze gedachte in onze tijd nog toe leidt…
Duivelse helpers
Maar goed, dat het Christenkindje, koud vanuit de kribbe cadeautjes uitdeelde aan kinderen, was leuk maar qua krachten natuurlijk onmogelijk. Jezus was nog maar een baby, die ook helpers nodig had, want hij kon de zware last van al die cadeautjes natuurlijk nooit alleen dragen. In heel Europa waar dit speelde, doken in de verwarring duistere en duivelse varianten op als helpers, zoals Krampus in Oostenrijk, Pelznickel in Duitsland of een heks met ganzenvoeten in Frankrijk.

Kerstman
De cadeautjes rond Sinterklaas waren aanvankelijk eenvoudig. Na de Tweede Wereldoorlog nam de welvaart echter toe, wat zich tevens uitte in een hogere waarde van de cadeaus. Gelijktijdig ontstond er onder invloed van de Engelssprekende landen een verschuiving van het Sinterklaasfeest naar het Kerstfeest. Ook in Nederland gebeurde dat en zo kon het voorkomen dat de Kerstman soms langskwam op Kasteel Geldrop, al deed Sinterklaas regelmatig hetzelfde.
Griffioen
Wat de Kerstman betreft, zijn arrenslee en rendieren stonden tijdelijk elders geparkeerd, maar in noodgevallen was (en is) er ook op het kasteel nóg een arrenslee beschikbaar. Het betreft een mooie zachtgroene slee met aan de voorkant een vliegende draak of griffioen, waarmee je met enige fantasie vliegende (ren)dieren kunt associëren.
Huwelijk met gevolgen
Dat deze winterslee in het kasteel aanwezig is, is te danken aan een gul gebaar van de familie Van Tuyll van Serooskerken. In 1977 schonk deze maatschappelijk betrokken familie de arrenslee aan het gemeentebestuur van Geldrop. Oorspronkelijk was de slee rond 1870 aangekocht door toenmalig kasteelheer Hubertus Paulus Hoevenaar. Diens dochter Arnaudina trouwde in 1905 met Hendrik Nicolaas Cornelis van Tuyll van Serooskerken, waarna de slee (plus het kasteel met toebehoren!) in deze familie terechtkwam.
Narrenslee
Kasteelheer Hoevenaar was protestant en het is bekend dat protestanten over het kerstfeest praten. De katholieken hebben het daarentegen over Kerstmis, afgeleid van “Christus-mis”. Het zijn wellicht ook voornamelijk katholieken die binnen hun geloof wat meer ruimdenkend zijn en de kerstman zijn vliegende rendieren gunnen. Toch verwees de vliegende draak op de boeg van de slee van Hoevenaar met een knipoog misschien naar de Amerikaanse rendieren en legde hij inderdaad een verband met de Kerst. Dit zijn echter slechts speculaties. De ware reden achter de griffioen/vliegende draak-decoratie op de Geldropse arrenslee is vooralsnog onduidelijk.
Bellentuig
Uiteraard heeft de slee zelf uiteindelijk een aardse bestemming gehad. Het woord “arrenslee” komt trouwens van “narrenslee”. Dit herinnert aan de met belletjes versierde kleding en muts van de middeleeuwse hofnar. Omdat je de in de sneeuw voortglijdende slee niet goed kan horen aankomen, dragen de ingespannen paarden doorgaans een bellentuig. Deze bellen, die rinkelen bij elke stap van de dieren, waarschuwen voetgangers om tijdig opzij te bewegen als de arrenslee in aantocht is. Misschien een idee om de tegenwoordige elektrische voertuigen rond de Kerstdagen op die manier uit te rusten?

Vliegende rendieren
Hoewel een gewone arrenslee al tot de verbeelding spreekt, doet een vliegende arrenslee dat nog veel meer. De eerste keer dat het kerstverhaal werd uitgebreid met vliegende rendieren, was in 1823. In dat jaar publiceerde de Sentinel van Troy het gedicht “A Visit from St. Nicholas”. Er hing toen nog geen auteursnaam onder, maar veertien jaar later, in 1837, werd het inmiddels zeer populaire gedicht geclaimd door Clement Clarke Moore. Uit later onderzoek kwam echter naar voren dat het meer waarschijnlijk is dat de oorspronkelijke schrijver Henry Livingston Jr. moet zijn geweest.
De eerste vier regels van het gedicht gaan zo:
When, what to my wondering eyes should appear, but a miniature sleigh, and eight tiny rein-deer, with a little old driver, so lively and quick, I knew in a moment it must be St. Nick.
De volgende vier rijmregels geven de namen van de acht rendieren prijs:
More rapid than eagles his coursers they came, And he whistled, and shouted, and call’d them by name: “Now, Dasher! Now, Dancer! Now, Prancer, and Vixen! “On, Comet! On, Cupid! On, Dunder and Blixem!”
Vooral uit de laatste twee namen, Dunder en Blixem, kan de invloed van de Nederlandse kolonisten in Amerika worden afgeleid: Donder en Bliksem. Later werd ook een Duitse invloed merkbaar, toen Dunder en Blixem werden weergegeven met de Duitse namen Donner en Blitzen (zie hieronder). Het zal duidelijk zijn dat de Nederlands/Duitse invloed niet alleen de namen van de rendieren gold: de benaming “Santa Claus” is immers duidelijk afkomstig van “onze” Sinterklaas.
Coca-Cola
In 1843 publiceerde Charles Dickens zijn roman “A Christmas Carol”. Dit verhaal was dermate invloedrijk, dat het in Engeland een hernieuwde belangstelling voor Kerstmis opriep. De illustrator van de roman was Johan Leech en het is vooral zijn tekening van de “Kerstgeest van het heden” die aan de popularisering van Kerstmis heeft bijgedragen. De figuur wordt in het boek niet met de naam Father Christmas aangeduid, maar zijn uiterlijk en directe omgeving van overvloed beantwoordt wel aan het beeld dat daar later van ontstond.

Schoorsteen
Het zou niet lang duren of de Kerstman werd steeds populairder in de Engelstalige landen. Sinds omstreeks het jaar 1860 was hij al min of meer gelijkgesteld aan onze Sint Nicolaas. Hij evolueerde in rap tempo tot een personage dat op bezoek ging bij kinderen om daar via het dak en de schoorsteen cadeaus af te leveren.
Blozende wangen
Ondertussen had ook de commercie zijn intrede gedaan, maar dan zitten we alweer in de 20ste eeuw. Frisdrankproducent Coca-Cola merkte aan de omzetcijfers van zijn frisdranken dat de verkoop in de winterperiode stagneerde. Het was een geniale vondst van de marketingafdeling van Coca-Cola om hun colaflesje met Kerstmis één te laten zijn met de kerstman. Na enkele “tussenpersonages” was het in 1931 tekenaar Haddon Sundblom die voor Coca-Cola bovendien een vriendelijke kerstman ontwierp met witte baard, bolle buik, rood pak en blozende wangen.

Rudolph
In 1939 was het beeld van de vriendelijke vliegende en gulle kerstman zo populair geworden, dat er een negende rendier bijkwam. De Amerikaanse liedjesschrijver Johnny Marks schreef in dat jaar “Rudolph, the Red-Nosed Reindeer”. Hij baseerde dit liedje op een verhaal over een verkouden rendier, dat was geschreven door zijn zwager Robert L. May. Tien jaar na dato was het nog steeds een succes, want in 1949 stond het in de kerstweek op nummer 1 in de Amerikaanse hitlijsten.
De inhoud van het lied greep duidelijk terug op het gedicht van (waarschijnlijk) Henry Livingston Jr. uit de 19de eeuw, door naar de namen van de acht rendieren te verwijzen:
“You know Dasher and Dancer and Prancer and Vixen, Comet and Cupid and Donner and Blitzen,
But do you recall The most famous reindeer of all?”
Maan
Dit vrolijke lied en in meerdere mate de reclametekeningen van Haddon Sundblom zorgden ervoor dat Coca-Cola ook in de winterse kerstperiode voet aan de grond kreeg voor de verkoop van frisdranken. De vriendelijke dikbuikige kerstman die langs de maan vloog, kinderen blij maakte met cadeautjes en daarbij Coca-Cola dronk, is een beeld dat uit het Amerikaanse Kerstfeest niet meer is weg te denken.
Cola-truc(k)
En wij Nederlanders? Gelukkig heeft de toenemende globalisering er nog niet voor gezorgd dat we met Kerstmis massaal aan de Coca-Cola zitten. De Cola-truc(k) heeft bij ons plaatsgemaakt voor die van de Postcodeloterij. En verder houden wij het tijdens de kerstdagen over het algemeen liever sfeervol met glühwein en andere gezellige dranken. Alleen het overmatig gebruik van alcohol kan misschien leiden tot Amerikaanse toestanden: het vanuit het huiskamerraam waarnemen van een arrenslee en een span rendieren dat voor de maan langsvliegt…

(grotendeels eerder gepubliceerd in 2019 door Duyo Geldrop/Jan Bakker WebTeksten)








